“Het bestuursrecht is niet gemaakt voor de burger“. Dat is de titel van een deze week verschenen stuk van “Jurist in communicatie“. Een portret van vriend en klankbord Sébas Diekstra. Het is niet de eerste keer dat een advocaat zich kritisch uitlaat over het bestuursrecht.
De Algemene wet bestuursrecht is van 1992, helaas na mijn studie dus voor mij “nieuw”. Oorspronkelijk in het leven geroepen om de rechtsgang van de burger naar bestuurders te vereenvoudigen. Met veel bombarie gepresenteerd als een verbetering van de controle op onze overheid. Maar ruim 20 jaar later kunnen we ons afvragen “is dat zo?”. Of is het een kafkaiaans monster?
Vele malen hebben wij het handelen van onze overheden door de bestuursrechter laten toetsen en eigenlijk altijd met succes. Denk maar eens aan de inmiddels legendarische uitspraak omtrent een evenement van de Veterans MC in 2013. Voor het eerst was er een gunstig vonnis omtrent het constant afgelasten van motor-evenementen. Er volgden er nog meer aan de hand hiervan. Het leek er dus even op dat de bestuursrechter gerechtigheid bracht en korte metten maakte met het OMG-beleid. In uitspraken is met regelmaat te lezen dat “de beslissing een wettelijke grond ontbeert” en “de voorzieningenrechter van oordeel is dat niet in redelijkheid toestemming mag worden onthouden enkel op grond van het gegeven dat verzoeker lid is van een motorclub“. Zelfs verwijzingen naar artikel 8 Grondwet en artikel 11 EVRM worden door rechters genoemd.
Tot op heden hebben we eigenlijk nog geen enkele zaak “verloren” voor de bestuursrechter. Soms lijkt dat wel zo als je artikelen leest zoals “Veteranen VOC Breda vragen spoedzitting aan bij bestuursrechter” en “Motorclub verliest ook bodemzaak over defilé” maar feit is dat nog geen enkele bestuursrechter inhoudelijk heeft gezegd dat wij ongelijk hebben of dat het beleid van de overheid terecht is. De laatste maanden horen we alleen maar “niet ontvankelijk” of “onbevoegd“. Geen inhoudelijk antwoord maar een juridisch complex verweer van gemeenten ( en burgemeesters) die allen aanvoeren dat de bestuursrechter er niets over mag zeggen. 3 voorbeelden:
Gemeente Breda sluit Veteranen Ontmoetings Centrum: Nadat er 3 rechtszaken zijn geweest, in alle stilte, die gewonnen werden door de Veterans MC en het VOC nog altijd open was wijzigde de gemeente Breda de insteek. Een civielrechtelijk rechtspersoon wordt door de gemeente tussen de gemeente en de Stichting Veteranenhuis geplaatst. De gemeente ging vervolgens gewoon verder met haar pogingen het VOC te sluiten. Het ging zeer duidelijk om beslissingen van de gemeente Breda en die staan ook op papier (besluit?). De Stichting bracht het voor de bestuursrechter. Deze legde het, in eerste instantie, bij de kantonrechter neer die zich vervolgens onbevoegd verklaarde. Na aandringen dat deze kwestie, volgens ons, toch echt bij de bestuursrechter thuis hoorde werd er een zitting belegd. Maar de bestuursrechter nam niet eens de pleitnota in ontvangst. Hij vond dat ook hij onbevoegd was hiervan kennis te nemen. Wie dan wel? Dat blijft de vraag. De Veterans MC zijn een klachtenprocedure gestart om het gehele handelen van de gemeente Breda aan de kaak te stellen.
Gemeente Drimmelen beveelt een uitbater om de zogenaamde OMG’s te weigeren wat resulteerde in een poster op de deur. Het gaat hier duidelijk om een beslissing van de gemeente en die staat op schrift dus een bezwaar ligt voor de hand. De bezwaar-commissie adviseert “niet ontvankelijk” omdat het geen “besluit” in de zin van het AWB betreft en het een “privaatrechtelijke aard” heeft. De gemeente heeft nog geen beslissing genomen maar een advies van de commissie wordt vrijwel altijd gevolgd. De gang naar de bestuursrechter wordt overwogen.
De Burgemeester van Den Haag beslist dat de leden van Veterans MC niet mee mogen rijden in het defilé op Veteranendag en de intocht op het Malieveld. Burgemeester Jozias van Aartsen (VVD) steekt niet onder stoelen of banken dat dit ZIJN beslissing is in de pers. Logisch dat de Veterans MC de gang naar de rechter maken. Echter, zowel in de voorlopige voorziening als in de bezwaar en beroepsprocedure houdt de Burgemeester vol dat hij niets bepaalt heeft. Hij is van mening dat de zaak “niet ontvankelijk” is omdat het de verantwoording is van de Stichting Veteranendag die dat zo hebben aangevraagd in de vergunning. Men ontkent dat diezelfde burgemeester enorme druk heeft uitgeoefend en dat deze passages in de vergunning-aanvraag een vereiste was van “de driehoek“. De bestuursrechter oordeelt uiteindelijk dat de zaak “niet ontvankelijk” is omdat er geen “rechtstreeks belang” is. Veterans MC overwegen de gang naar de Raad van State.
Zo vormt het bestuursrecht meer en meer een kafkaiaanse deur en lijken gemeenten hun beleid te kunnen continueren, simpelweg door te zorgen dat er een civielrechtelijk rechtspersoon tussen de gemeente (of Burgemeester) en de motorclub staat zodat de bestuursrechter, om diverse redenen, niet toegankelijk is om het onrecht aan te vechten. We zien dit ook gebeuren in de gemeenten Tilburg en Doetinchem, om maar een paar voorbeelden te noemen, alwaar gemeente-ambtenaren “adviezen” en “convenanten” voorstellen aan horeca-uitbaters om motorclubs buiten te houden i.p.v. gewoon deugdelijke besluiten te nemen waar de burger tegen in verweer kan komen. Dit zorgt ervoor dat er geen toetsing kan plaatsvinden door het bestuursrecht zoals dat hoort bij beslissingen van overheden en vooral uitvoeren van een landelijk beleid.
Rechtspraak en gerechtigheid zijn zelden zover van elkaar verwijderd geweest.